Aanleggen van de baby
Het is belangrijk dat de baby zo snel mogelijk na de geboorte wordt aangelegd. Het op gang komen van de borstvoeding wordt hiermee gestimuleerd. Borstvoeding is een kwestie van vraag en aanbod.
Vaak aanleggen en op de momenten dat de baby laat blijken te willen drinken, stimuleert de aanmaak van melk(voeden op verzoek). Om te kunnen reageren op de signalen die de baby geeft, kan de baby het beste zoveel mogelijk in de nabijheid van de moeder zijn, bij voorkeur in de ouderlijke slaapkamer naast het bed(rooming-in). De baby wil aangelegd worden als hij begint te zoeken en met het mondje smakt. Wanneer we de signalen van de baby negeren en zelf bepalen wanneer de baby moet drinken, kan er gemakkelijk iets fout gaan bij het op gang komen van de borstvoeding.
De eerste weken zijn de beste weken om borstvoeding te leren geven.
Door middel van huid op huid contact wisselen moeder en kind warmte en geborgenheid uit, waardoor de baby gestimuleerd wordt in zijn natuurlijk baby gedrag. Hij zoekt naar de tepel, blijft kalmer, ademt natuurlijk, blijft warmer, behoudt zijn lichaamstemperatuur en houdt zijn bloedsuiker beter op peil.
Prolactine en oxytocine zijn de belangrijkste hormonen die te maken hebben met borstvoeding. Ze komen vrij uit de hypofyse, dit is een kleine klier in de hersenen. Prolactine kan zijn werk pas goed doen als de placenta het lichaam heeft verlaten. Het is dan in een hogere concentratie in het lichaam en zorgt ervoor dat hoe vaker de baby mag drinken er meer melk aangemaakt wordt. Daarom is het heel belangrijk dat de baby de eerste weken vaak aangelegd wordt. Met een minimum van acht keer per etmaal.
Oxytocine komt vrij als de tepel geprikkeld wordt door het zuigen van uw baby. Dit hormoon zorgt ervoor dat de gladde spiercelletjes, die rond de melkkliertjes en melkkanaaltjes liggen gaan samentrekken. Hierdoor wordt de melk naar voren gestuwd.
Pijn en stress na de bevalling kan dit toeschietreflex soms tegenwerken.